3
De to-do-lijst
Hoe realistisch en kansrijk de vooruitzichten ook zijn, al die mooie resultaten komen er niet vanzelf. Wat is er nodig om de ambities waar te maken, de vruchten te plukken van onze goede uitgangspositie, kennisniveau en infrastructuur? Vier belangrijke vereisten:
1. Het versterken van valorisatie en ondernemerschap
Stilstand is achteruitgang, de remmende voorsprong: het zijn clichés, maar o zo waar. Juist het feit dat Nederland op terreinen als chemie en landbouw zo’n sterke positie heeft, dwingt ons om volop mee te doen met de vernieuwing in die sectoren. Willen we als land ook in 2050 nog geld verdienen met waar we nu goed in zijn, dan moeten we bij de ontwikkeling van groene chemie en bij de verduurzaming van de agrarische sector voorop zien te lopen. De bestaande productiewijzen en verdienmodellen zijn simpelweg niet toekomstbestendig.
Concreet betekent dit dat ondernemers hard moeten werken om het potentieel ten volle te benutten, dat investeerders de mogelijkheden moeten zien en ernaar handelen en dat beleidsmakers een klimaat moeten scheppen waarin dat eenvoudiger kan. En kennisinstellingen mogen nog meer aandacht besteden aan valorisatie: veelbelovende ontdekkingen in dito producten omzetten. Want daar zijn we nu nog géén uitblinker in.
Ergens op het pad van onderzoek en innovatie naar het bestormen van de wereldmarkt ziet Nederland zijn voorsprong teruglopen en zelfs veranderen in een achterstand. McKinsey wijst erop dat, in vergelijking met de Verenigde Staten, Nederland beter scoort op de basisvereisten zoals opleidingsniveau en wetenschappelijke kennis. Een toepassing ontwikkelen en daar patent op krijgen lukt ook nog wel. Maar Nederland zet te vaak de laatste stap niet. Amerikanen zijn ondernemender, Chinezen vandaag de dag ook. Vanaf het moment dat kennis wordt omgezet in een commercieel product, lopen die landen daardoor uit.
Die achterstand goedmaken vergt ook een cultuur-omslag. Een hoogleraar die in de medische hoek een bedrijf begint: dat zou in de polder juist wat meer aanmoediging verdienen.
2. Financiering die snelle (door)groei stimuleert
Als een bedrijf wil groeien, heeft het geld nodig. Dat is nu vaak een knelpunt voor Nederlandse bedrijven. Dat ons land zijn kennispositie niet volledig benut in de vorm van bedrijvigheid en innovaties, is onder meer te wijten aan hardnekkige gaten in het financieringslandschap. Het Nederlandse biotech-financieringslandschap kent twee grote lacunes.
Allereerst is het private en publieke aanbod van financiering in de vroege fase te gering, in vergelijking met de duidelijke vraag. Reguliere kredietverstrekkers vinden de biotech-sector te risicovol, en ook durfinvesteerders begeven zich slechts mondjesmaat in deze vroege fase. Publieke financieringsinstrumenten zijn niet toegespitst op kennis- en kapitaalintensieve start-ups met een lange ontwikkelhorizon. Bovendien zijn ze veelal gekoppeld aan complexe processen en onaantrekkelijke voorwaarden. Bedrijven krijgen, kortom, vaak niet voldoende kapitaal bij elkaar voor een vlotte en goede volgende stap in het langdurige ontwikkelproces. Meer en beter passend financieringsaanbod voor startende biotech-bedrijven zou een enorm verschil kunnen maken.
Dan is er ook nog de beruchte ‘Valley of Death’: de financieringskloof tussen start- en scale-up waarin biotech-bedrijven meer dan eens vastlopen. In deze fase zijn de benodigde investeringsbedragen doorgaans te groot voor publieke instrumenten, en private financiers hebben slechts ruimte voor enkele investeringen. De opbrengst van de financieringsrondes is in Nederland in de regel lager dan wenselijk. Dit leidt ertoe dat een bedrijf aan een infuus van druppelfinanciering komt te liggen. Door die afgeknepen financiering moeten bedrijven soms zelfs beknibbelen op de omvang en kwaliteit van bijvoorbeeld het klinisch onderzoek of de opschaling via een pilotfabriek.
Het resultaat is dat de doorgroei van biotech-bedrijven stagneert, dat een bedrijf in financiële nood raakt, of dat het voor een appel en een ei opgekocht wordt door een buitenlandse speler. Ook in deze fase zou de overheid een belangrijke rol kunnen spelen, bijvoorbeeld via publieke instrumenten die dienen als vliegwiel voor het losmaken van extra private investeringen.
McKinsey raadt Nederland aan een plan te maken hoe die groei (beter) te faciliteren. Dat kan voor een deel met publieke fondsen, dus met geld dat van ons allemaal is, maar vooral door grote investeerders aantrekkelijke voorwaarden en zekerheid te bieden. Bedrijven in de VS komen nu zoveel makkelijker aan groeikapitaal dan hun Europese concurrenten, dat die laatste meteen op achterstand staan.
Juist het feit dat Nederland op terreinen als chemie en landbouw zo’n sterke positie heeft, dwingt ons om volop mee te doen met de vernieuwing in die sectoren
3. De weg effenen voor biotech-innovaties
Voedselvoorziening, betere zorg, duurzaamheid: zoals gezegd draait het in de biotech niet om zomaar wat leuke nieuwe producten en technieken. De sector draagt bij aan belangrijke gezamenlijke doelen en biedt zichtbare oplossingen voor problemen op wereldniveau.
En aangezien iedereen er baat bij heeft, lijkt het ook logisch dat iedereen meedoet. Het onderwijs, de financiële sector, de regering, de wetgever: ze kunnen allemaal hun steentje bijdragen, en moeten beseffen wat er te winnen valt. De maatschappelijke en economische noodzaak van een bloeiende biotech-sector is overtuigend bewezen.
Toch erkent de Europese Commissie dat veel regel-geving op het gebied van gentechnieken sterk verouderd en ongeschikt is. Terwijl mondiale duurzaam-heidsdoelen schreeuwen om nieuwe toepassingen uit deze sector. Daarom staat de biotech-sector te springen om wetgeving die de ontwikkeling en inzet van alle innovaties die bijdragen aan de grote uitdagingen van deze eeuw stimuleert. Daarbij helpen kleine maatregelen ook al. Denk aan een lager btw-tarief voor horeca die gecultiveerd vlees op het menu zet. Alle maatregelen samen dragen bij aan de grote doelen die Nederland wil halen op het vlak van gezondheid, duurzame voedselproductie en circulaire economie.
4. De onderliggende infrastructuur versterken
Een aantrekkelijke vestigingsplek zijn en blijven voor biotechnologische bedrijven begint met een state-of-the-art (digitale) infrastructuur. Artificial intelligence en big data zijn belangrijke ingrediënten voor succes in deze sector.
Daarnaast is er de fysieke behoefte. Biotech-bedrijven hebben vaak een combinatie van labruimte en kantoren nodig. Hun huisvesting begint veelal in zogeheten incubators in de start-upfase, en van daaruit moeten ze als de tijd daar is snel kunnen groeien. Van beleidsmakers vraagt dit om mee en vooruit te denken over hoe we de schaarse ruimte in Nederland inzetten, hoe biotech daar een plek in kan krijgen en welke (gedeelde) faciliteiten groeiende bedrijven op dit terrein nodig hebben.
En niet in de laatste plaats zijn het natuurlijk mensen die door betekenisvol werk de doorslag geven. Voldoende geschikt personeel is daarom van doorslaggevend belang. Biotech heeft behoefte aan deskundigen op alle opleidingsniveaus. We moeten daarom nadenken over welke vaardigheden we de professionals van morgen moeten bijbrengen.
In dit betekenisvolle werk geven mensen natuurlijk
de doorslag